“Azadi”: Arundhati Roy op de barrikade voor onderdrukten in India

India onder extreemrechts bestuur

Er is een nieuwe bundel met non-fictie essays van Arundhati Roy uit. De titel is kort en krachtig: “Azadi”. Dat betekent ‘vrijheid’ en het is de centrale slogan van al wie zich verzet tegen de onderdrukking van Kasjmir, maar meer algemeen van al wie ingaat tegen alle vormen van onderdrukking. Arundhati Roy heeft een bijzonder scherpe pen die ze aanwendt in het verzet tegen onrechtvaardigheden. Deze bundel essays is een strijdbare aanvulling op haar eerder werk. In het laatste essay omschrijft Roy de corona-pandemie als een portaal: de oude wereld ligt op sterven, voor een nieuwe zullen we moeten strijden. “Er is werk aan de winkel. En een wereld te winnen”.

Recensie door Geert Cool

In de essays kijkt Roy terug op haar eerdere boeken, maar steeds komt ze al gauw tot de actualiteit van een India dat geregeerd wordt door rechtse hindoe-nationalisten. De hindoe-nationalistische milities van de RSS (Rashtriya Swayamsevak Sangh) bestaan sinds midden jaren 1920 en haalden destijds hun inspiratie bij de zwarthemden van Mussolini. De RSS telt 600.000 leden, waaronder premier Modi en de rest van de BJP-top, en heeft als slogan: “Hindi, Hindu, Hindustan” (de taal, de godsdienst en de natie). Roy merkt fijntjes op dat de term ‘hindoe’ eigenlijk uit het Perzisch komt, maar ze haalt vooral uit naar de beperkingen van deze enge nationalistische kijk die botst op de realiteit van een Indisch continent met diverse nationaliteiten, talen en religies. Het was de woede tegenover onderdrukking op basis van kaste, religie of sociale onderdrukking die Roy ertoe bracht om politieke teksten te schrijven. Deze woede is vandaag niet minder: het beleid onder Modi dwingt haar integendeel om zich scherper dan ooit uit te spreken.

Een belangrijk en vaak terugkerend thema in het boek is de brutale en dictatoriale bezetting van een deel van Kasjmir door India. Voor de hindoenationalisten was het al langer een strijdpunt om dit gebied volledig aan India te onderwerpen. Onder Modi werd de bezettingsoorlog opgevoerd en werden de laatste restanten van afzonderlijke regels voor het gebied afgeschaft. Zelfs lokale politici die loyaal waren tegenover het centrale bewind in Delhi werden opgepakt en vervolgd. Alle communicatie met de buitenwereld werd afgesloten. Het doel is om de demografie van Kasjmir te veranderen en rijke hindoes grote stukken van het gebied te laten opkopen.

Kasjmir wordt door de hindoe-nationalisten gebruikt om het publieke debat te richten op identiteit en meer bepaald op hindoes vs moslims. Terwijl ze Kasjmir als onderdeel van het eengemaakte grote India zien, hoort de overgrote meerderheid van de mensen die in Kasjmir woont er niet bij. Moslims zijn voor de nationalisten immers bondgenoten van Pakistan. Al wie vragen stelt bij de haat die ze zaaien, mag eveneens vertrekken naar ‘Kabristan’, het kerkhof. “De Indische regering maakt het duidelijk dat geen enkele vorm van verzet aanvaardbaar is: gewelddadig, niet-gewelddadig; gesproken, geschreven of gezongen.” Maar, zo voegt Roy er meteen aan toe: “De Kasjmiri weten dat ze om te bestaan, zich moeten verzetten.”

Een vaak voorkomende tactiek van de hindoe-nationalisten is om geweld uit te lokken en dit vervolgens te instrumentaliseren. Arundhati Roy schreef enkele van de essays in dit boek rond de verkiezingen van 2019 die opnieuw gewonnen werden door Modi, tegen de hoop op verandering in. De BJP-campagne in dat jaar werd versterkt door zowel het gebrek aan ernstige oppositie als door de focus op terreur na een aanslag in februari 2019 in het door India bezette deel van Kasjmir. Voordien al waarschuwde Roy voor terrorisme en geweld. “We leerden om het verkiezingsseizoen te verbinden met het begin van alle soorten geweld. Verdeel en heers, ja. Maar ook: afleiden om te heersen.”

Dat het gevaar van een gewelddadige campagne tegen moslims geen overdrijving van activisten is, toont de recente geschiedenis helaas aan. Roy verwijst daarbij terecht regelmatig naar de gebeurtenissen in Gujarat in 2002 waarbij meer dan 2000 moslims werden omgebracht in een slachtpartij. Modi was toen net aangesteld als deelstaatpremier in Gujarat. Zijn BJP-regering wordt mee verantwoordelijk geacht voor het gerichte anti-moslimgeweld.

Een belangrijke beweging de afgelopen jaren was die tegen de burgerschapswet van Modi. Dat is een project om alle burgers van India in kaart te brengen, maar vooral om te bepalen wie geen Indisch burger is. De test rond deze wetgeving vond plaats in Assam, in het noordoosten van India waar er al langer discussie is over migratie. Een nationaal bevolkingsregister moest daar bepalen wie staatsburger was en wie niet. Omdat onder de 1,9 miljoen uitgesloten mensen in Assam teveel hindoes voorkwamen – veel hindoes voelden zich na migratie naar Assam veilig omwille van hun godsdienst en deden geen moeite om hun papieren in orde te brengen – kwam er een amendement waarin bepaald werd dat mensen die oorspronkelijk uit enkele buurlanden kwamen en een bepaalde godsdienst aanhingen, wel in aanmerking komen voor het staatsburgerschap. Uiteraard was dit niet van toepassing voor moslims. Ondertussen was het project van bevolkingsregister nationaal aangekondigd. Het verzet hiertegen bracht honderdduizenden mensen op straat. Eén van de centrale slogans daarbij: “Hum kya chahtey? Azadi!” (Wat willen we? Vrijheid!). Dat massaprotest zorgt bij Arundhati Roy voor “voorzichtige hoop.”

In de strijd tegen elke vorm van oppositie richten de rechtse hindoe-nationalisten zich tegen kritische journalisten en ondergraven ze de mogelijkheden van linkse jongeren om zich te organiseren. Activisten aan universiteiten worden hard aangepakt: zo was er een campagne tegen linkse studenten aan de Jawaharlal Nehru University (JNU) in Delhi. Het boek wijst op een uitspraak van BJP-leider Ram Madhav na de verkiezingsoverwinning van zijn partij in mei 2019. Hij had het over de noodzaak om een einde te maken aan de “restanten van de pseudo-seculiere/liberale kartels die een disproportionele greep hebben over het intellectuele en politieke establishment van het land.” Het doet uiteraard denken aan conservatief en extreemrechts dat het in Europa heeft over de zogenaamd ‘linkse’ media of de invloed van de ‘mei 68’ers’. Het doel is hetzelfde: een extreemrechtse visie opleggen als enig aanvaardbare standpunt waarbij conservatief rechts zich zelfs vanuit een enorme machtspositie in het establishment voordoet als anti-establishment.

Arundhati Roy omschrijft de RSS als fascistisch: het gaat om een extreemrechtse nationalistische beweging die al wie niet in het hindoe-plaatje past liefst wil uitschakelen. Bij de oprichting van de RSS in 1925 waren de zwarthemden van Mussolini één van de inspiratiebronnen. Bovendien is het een massabeweging met 57.000 afdelingen en 600.000 vrijwilligers (wat in verhouding tot de bevolking een pak minder is dan de 2 miljoen leden van de nazi-partij vlak voor deze aan de macht kwam). Gewelddadige campagnes zoals in Gujarat in 2002 maar ook in Delhi na de deelstaatverkiezingen van 2020 tonen dat die hindoe-nationalisten niet aarzelen om fysiek geweld te gebruiken. Komt daar nog de burgerschapswet bovenop waarmee de door de RSS gedomineerde BJP-regering het burgerschap aan heel wat moslims wil ontzeggen. Modi houdt van massameetings: nadat hij in de VS een meeting met 50.000 mensen van Indische afkomst hield, werd de slogan ‘Howdy Modi’ ook in het Hindi populair. Op zijn beurt haalde Modi onder meer Bolsonaro en Trump naar India, die laatste werd een massameeting met 1 miljoen aanwezigen beloofd.

Het is duidelijk dat het gevaar van extreemrechts in India zeer groot is en ernstig moet genomen worden. Natuurlijk betekent dit niet dat de situatie in India vandaag vergelijkbaar is met Duitsland vlak voor of na de machtsovername van Hitler. Moest dat het geval zijn, dan zouden er geen massaprotesten plaatsvinden zoals de grote algemene stakingen of de beweging tegen de burgerschapswet. Er is een massabasis voor de BJP en de door Roy terecht als proto-fascistisch omschreven milities van de RSS, zelfs indien dit niet in alle staten het geval is. Een krachtsverhouding om de arbeidersbeweging te breken, is er echter niet. Bovendien is er een ontwakende arbeidersbeweging die er de afgelopen jaren in slaagde om steeds grotere protesten op de been te brengen tegen het neoliberale beleid van de BJP-regering. “Neoliberale evangelisten en hindoe-nationalisten reden op hetzelfde paard de stad binnen,” merkt Roy over dat beleid op. Het ontbreken van een oppositie die vertrekt vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, is de sterkste kracht van de BJP.

Terecht legt Arundhati Roy veel nadruk op kastenonderdrukking en vervolging van Dalits. Ze stelt dat kastendiscriminatie toeneemt omdat dit in de kern van het hindoe-nationalisme zit. Het Brahmaanse superioriteitsgevoel van de nationalisten komt op verschillende manieren tot uiting, van geweld tegen Dalits tot de vervolging van andere religies. Om aan de kastenonderdrukking te ontsnappen zijn de afgelopen eeuwen heel wat mensen bekeerd tot andere religies, zoals de islam of het christendom. “Zelfs vandaag is kaste de motor en het organisatieprincipe dat zowat elk aspect van de moderne Indische samenleving bepaalt.” Terecht stelt Roy dat dit niet als een detail mag gezien worden in analyses over India en de strijd voor gerechtigheid. Daarbij aarzelt ze niet om ook Gandhi met de vinger te wijzen, inclusief het beeld dat nadien van hem werd opgehangen (onder meer in de film ‘Gandhi’ van Richard Attenborough), omwille van zijn neerbuigende kijk op zwarten in Zuid-Afrika. De beeldvorming van de Indische onafhankelijkheidsstrijd gaat ook bewust voorbij aan de centrale rol van de strijd tegen kastenonderdrukking daarin en de rol van voortrekkers als Ambedkar.

De linkerzijde in India heeft helaas jarenlang een wel erg beperkte visie ingenomen rond kastenonderdrukking. Terecht stelt Roy dat klasse en kaste soms overlappen, maar niet identiek zijn. Aandacht voor specifieke vormen van onderdrukking, zoals op basis van kaste, is noodzakelijk in de strijd voor een andere samenleving omdat het de eenheid van alle onderdrukten kan versterken. Om tot een andere samenleving te komen, is de kracht van de georganiseerde arbeidersklasse cruciaal. Die kracht is als een ketting: slechts zo sterk als de zwakste schakels. Die vaststelling op zich maakt aandacht voor alle specifieke vormen van onderdrukking al noodzakelijk. Tegelijk moeten we nagaan hoe we het kapitalisme en de overblijfselen van feodale tradities en praktijken kunnen omverwerpen en welke krachten daartoe in staat zijn. De arbeidersklasse is essentieel omwille van haar plaats in het productieproces, haar capaciteit om het systeem plat te leggen en haar mogelijkheid om de basis te leggen voor een nieuwe, socialistische samenleving.

De vraag hoe verandering kan bekomen worden, de rol van de arbeidersklasse daarin en de kwestie van hoe een andere samenleving er kan uitzien, zijn zaken die grotendeels ontbreken in het boek van Arundhati Roy. Ze staat uitgebreid stil bij zaken als identiteit en strijd tegen allerhande vormen van onderdrukking en komt daarbij tot terechte en verregaande conclusies, onder meer over de noodzaak van eengemaakte strijd. “De betogers in India willen vrijheid in plaats van armoede, kaste, patriarchie en repressie,” schrijft ze terecht. Massaprotest geeft haar hoop, dat voel je in de essays. Maar het is niet onderbouwd met een analyse van het kapitalisme, gekoppeld aan een programma van socialistische verandering. Dat is jammer, maar tegelijk is de moed en het doorzettingsvermogen van Arundhati Roy in haar aanklachten tegen elke vorm van onrechtvaardigheid die ze ziet opmerkelijk en bewonderenswaardig. Dat alleen al maakt het de moeite waard om dit boek te lezen.

Het laatste essay ‘The Pandemic is a Portal’ verscheen begin april in de Financial Times. Het is mogelijk het krachtigste stuk in het boek. De ‘oorlogstaal’ die gehanteerd wordt om de strijd tegen de pandemie te beschrijven, doet haar opmerken: “Als het echt een oorlog was, wie zou er dan beter voorbereid zijn dan de Verenigde Staten? Als de soldaten in de frontlinie in de plaats van maskers, tests en handschoenen nood hadden aan geweren, slimme bommen, bunkers, onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen en kernbommen, zou er dan een tekort zijn?” Wat een scherpe veroordeling van het kapitalisme dat in staat is om miljarden te investeren in vernietigingsmateriaal, maar niet in staat is om de gewone bevolking te beschermen tegen een virus. Ze klaagt aan hoe het Indische regime met de pandemie omsprong: totaal gebrek aan planning of organisatie, met als gevolg dat de plots aangekondigde lockdown leidde tot een volksverhuizing van dagloners die terugkeerden naar hun thuisstaten en onderweg vast kwamen te zitten. In plaats van yoga-lessen en een te klein aantal maaltijden (bezorgd met het gezicht van Modi op de verpakking), had de regering beter de 8,5 miljard dollar die ze aan Franse gevechtsvliegtuigen besteed uitgegeven om de miljoenen hongerigen in het land te helpen.

“Historisch gezien hebben pandemieën mensen gedwongen om te breken met het verleden en hun wereld opnieuw te bedenken. Deze is niet anders. Het is een portaal, een brug tussen de ene wereld en de volgende. We kunnen erdoor wandelen, waarbij we de karkassen van onze vooroordelen en haat, onze databanken en dode ideeën, onze dode rivieren en vervuilde lucht achter ons meeslepen. Of we kunnen er lichtvoetig over stappen, zonder veel bagage, klaar om een nieuwe wereld te bedenken. En klaar om ervoor te strijden.”