Naar overwinning van extreemrechts, maar… Italiaanse arbeidersbeweging is nog niet uitgeteld

De regering van nationale eenheid onder leiding van de voormalige president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi is op 21 juli gevallen. Nochtans genoot die regering de steun van de Italiaanse bazen en beschikte ze over een grote meerderheid in het parlement. De vervroegde verkiezingen van 25 september vinden plaats tegen de achtergrond van een diepe sociale, economische en politieke crisis.

Artikel door Pietro (Brussel) uit maandblad De Linkse Socialist

De regering-Draghi was erg heterogeen en enkel verenigd door de wil om de belangen van de heersende klasse te dienen. Ze werd gevormd door de Vijfsterrenbeweging (M5S, populistisch), de Lega (extreemrechts), de Democratische Partij (PD, sociaaldemocratisch), Forza Italia (de partij van Berlusconi) en Italia Via (IV, rond voormalig PD-voorzitter Matteo Renzi). Tot de meest opvallende wapenfeiten van de regering behoren de miljarden euro’s die aan het grootkapitaal zijn gegeven, de besparingen op de gezondheidszorg en de verkoop van het onderwijs aan het bedrijfsleven. De regering die gevallen is, was een vijand van de werkende klasse.

Een nooit eindigende sociale crisis

Maar liefst 14,83 miljoen Italianen, 25,2% van de bevolking, worden met sociale uitsluiting bedreigd. Het aantal mensen dat in absolute armoede leeft, is tussen 2005 en 2021 bijna verdrievoudigd: van 1,9 miljoen tot 5,6 miljoen (9,4%). Het aantal gezinnen in absolute armoede is verdubbeld van 800.000 tot 1,96 miljoen (7,5%). Dat zijn cijfers van het Italiaanse Instituut voor Statistiek.

Terwijl miljoenen gezinnen worstelen om de eindjes aan elkaar te knopen, maken banken en grote bedrijven recordwinsten. Enkele koppen uit de economische pagina’s van de krant Corriere della Sera: “Winst Fineco stijgt met 30%”, “Winst Pirelli stijgt met 160%. Doelstellingen naar boven bijgesteld”, “Mediobanca boekt 716 miljoen euro winst, + 19%.” En de lijst gaat maar door.

Uit een recente enquête bleek dat 65,3% van de Italianen weinig of geen vertrouwen heeft in de politieke klasse. Slechts 6,3% zei er veel vertrouwen in te hebben. Het wantrouwen in de gevestigde instellingen is meer dan terecht en heeft zich in het bewustzijn van de massa’s gevestigd. Het maakt dat het politieke terrein voor de heersende klasse een mijnenveld is geworden. Met de val van Mario Draghi verloor het establishment zijn meest betrouwbare man.

Aanhoudende politieke instabiliteit

De regering-Draghi was zelf een resultaat van politieke instabiliteit. De parlementsverkiezingen van 2018 werden gekenmerkt door een afwijzing van de gevestigde partijen. De meest onwaarschijnlijke politieke coalities volgden elkaar op: eerst M5S en de Lega, vervolgens M5S en de PD. Er kwam een complete politieke impasse, waarop de burgerij via een paleiscoup haar eigen sterke man oplegde. Mario Draghi deed zich voor als ‘verheven boven de strijd’ en werd voorgesteld als de redder van het vaderland.

Het impopulaire beleid van de regering had gevolgen voor de coalitiepartijen. De Lega van Salvini verloor heel veel steun aan de Fratelli d’Italia (Broeders van Italië) van Giorgia Meloni, een extreemrechtse militante die al lang actief is en onder Berlusconi even minister van Jeugd was. De Lega, Forza Italia en de Vijfsterrenbeweging probeerden zich op alle mogelijke manieren van de regering te onderscheiden. Uiteindelijk trok die laatste partij de stekker uit de regering.

Is een overwinning van extreemrechts de enige mogelijkheid?

Zes weken voor de verkiezingen gaf een opiniepeiling een verpletterende voorsprong aan de rechtse alliantie van Fratelli d’Italia, Forza Italia en de Lega. Ze stonden op 45% van de stemintenties. Na jaren van aanvallen op de levensomstandigheden en van economische chaos voor steeds bredere lagen van de bevolking, speelt extreemrechts in op de individuele overlevingsstress en de vervreemding om haat te versterken.

Het gevaar van Fratelli d’Italia wordt duidelijk in de regio Marche, waar de partij sinds 2020 aan de macht is. Het regionale bestuur weigerde een richtlijn van het ministerie van Volksgezondheid over de toegang tot abortuspillen in alle ziekenhuizen uit te voeren. Het meent ook dat anti-abortusactivisten het recht hebben om tot in de ziekenhuizen vrouwen te intimideren om het dalende geboortecijfer van het land tegen te gaan.

Er komt een linkse lijst op onder de naam Unione Popolare (UP), gesteund door Rifondazione Comunista en Potere al Popolo (‘de macht aan het volk’, een linkse formatie die voortkwam uit de verkiezingen van 2018). Het initiatief verdedigt interessante eisen als de nationalisatie van de energiesector, een minimumloon van 10 euro per uur, collectieve arbeidsduurvermindering tot 32 uur per week, publieke investeringen in zorg en onderwijs op basis van de noden … Tegelijk lijkt UP, net als eerdere pogingen tot linkse eenheid de afgelopen 15 jaar, uitsluitend gericht op het parlement, zonder een rol te willen spelen in de coördinatie van strijdbewegingen. Het is nochtans daar dat de kiemen van toekomstig massaal verzet te vinden zijn.

De Italiaanse heersende klasse twijfelt er niet aan dat de rechtse alliantie haar belangen zal verdedigen. Tegelijk vreest ze dat extreemrechts dit zal doen door de arbeidersbeweging en de jongeren hard te provoceren. Onder de oppervlakte van de samenleving stapelen de sociale spanningen zich op. Bij het minste incident kunnen deze ontploffen.

In oktober vorig jaar organiseerden basisvakbonden (USB, Cobas en anderen) een geslaagde algemene staking met een miljoen deelnemers en 100.000 betogers. Ze protesteerden tegen het akkoord dat de regering sloot met de grootste vakbonden. De mobilisatie kreeg ook een antifascistisch karakter. De dag voor de staking werd het hoofdkantoor van de vakbond Cgil namelijk aangevallen door extreemrechtse militanten.

Sinds de zomer van 2021 staat de strijd van de arbeiders van Driveline GKN en de bezetting van deze fabriek voor auto-onderdelen in de buurt van Firenze op het nationale toneel. Dit is het resultaat van de betrokkenheid van de lokale gemeenschap en de inspanningen van de arbeiders om hun strijd te koppelen aan andere bewegingen (zoals feministische en LGBTQIA+ acties). Deze benadering is van cruciaal belang. Het ontbreekt niet aan ongenoegen en acties rond het klimaat, tegen het stelsel van alternerend leren en werken (een hervorming die leidde tot dodelijke arbeidsongevallen van scholieren), tegen vrouwenmoorden of nog tegen het racisme dat in Italië nog steeds dodelijke slachtoffers maakt.