Het toeval was opmerkelijk. Terwijl hij zich voorbereidde om deel te nemen aan de Luikse herdenkingen van de Parijse Commune van 1871 en de arbeidersopstand van 1886 in België, ontmoetten we Julien Dohet om over antifascisme te praten. Het belang van een klassenantwoord op het rotte systeem dat extreemrechts voortbrengt en voedt was duidelijk. Julien is politiek secretaris van BBTK Luik en auteur van verschillende boeken over antifascisme. Hij speelde een vooraanstaande rol bij de oprichting van de nieuwe Belgische Antifascistische Coördinatie.
interview door Nicolas Croes voor maandblad De Linkse Socialist
Hoe is deze nieuwe nationale antifascistische coördinatie tot stand gekomen, het eerste dergelijke initiatief in 30 jaar?
“De Belgische Antifascistische Coördinatie werd officieel opgericht op 17 februari in het kader van het vijfjarig bestaan van het Antifascistisch Front in Luik. Er was half oktober al een eerste vergadering in Brussel met een tekst om een idee te geven van waar we naartoe willen. Het was een eerste stap, maar ook het resultaat van een denkproces dat al enkele jaren bezig was en tot uiting kwam in het heroprichten van het Antifascistisch Front in Luik, het ontstaan van netwerken als ADES of Stand Up in Brussel en de hernieuwde dynamiek van andere lokale groepen. De echte trigger die ons tot iets concreet aanzette, en verder ging dan discussies tussen groepen, was de betoging tegen het Vlaams Belang eind mei in Brussel met alle moeilijkheden en mogelijkheden die zich voordeden en die werden besproken na afloop van de betoging.”
“Van daaruit kreeg het initiatief langzaam vorm met contacten die al bestonden, met name door de deelname van leden van het Antifascistisch Front van Luik aan eerdere acties. We probeerden bijvoorbeeld aanwezig te zijn telkens wanneer er een duidelijke oproep was van Nederlandstalige kameraden. Zo trokken we met een kleine delegatie naar het protest in Antwerpen eind 2019 tegen een meeting met Salvini van de Italiaanse extreemrechtse partij Lega of recenter naar het protest tegen een NSV-meeting in Leuven eind februari.”
“Uit dit alles is een vorm van coördinatie geboren, een plek voor uitwisseling om het netwerk dat er al is structuur te geven en te helpen ontwikkelen, want we denken dat er nog veel gaten te vullen zijn.”
Er zijn wel wat verschillen met de nationale coördinatie die in 1996 bestond, onder meer de betrokkenheid van de vakbonden in zowel lokale groepen als rechtstreeks in de coördinatie. Dit onderstreept het belang van de georganiseerde arbeidersbeweging in de antifascistische strijd.
“Dit gebeurt op verschillende schaalniveaus en op verschillende manieren, afhankelijk van de realiteit ter plaatse, maar er is effectief een betrokkenheid van de vakbonden. Historisch gezien was de arbeidersbeweging altijd een belangrijke factor in de antifascistische strijd. Vanaf het begin, in de jaren 1920, erkenden de vakbonden het gevaar en mobiliseerden ze tegen het Nationaal Legioen van Henri Graff (1920), tegen de groepen van Pierre Nothomb (Parti de la Renaissance Nationale in 1919, Action Nationale in 1921, Parti National Populaire in 1925) …”
“Als het gaat over de opkomst van extreemrechts in België in de jaren 1920 en 1930 wordt vaak enkel verwezen naar het VNV (Vlaams Nationaal Verbond) van Staf Declercq en Rex van Léon Degrelle in de jaren 1930. De vakbonden waren echter al veel vroeger actief op dit vlak. Ze steunden de Italiaanse ballingen naar aanleiding van wat er in Italië gebeurde, onder meer met betogingen na de moord op de Italiaanse socialist Giacomo Matteoti door fascisten in 1924.”
“Net als nu wilden de fascisten toen het middenveld afschaffen en gingen ze tekeer tegen de vakbonden, het stakingsrecht … Dat maakt van die beweging een nog grotere vijand van de arbeidersbeweging dan de klassieke rechterzijde. Dit betekent niet dat klassiek rechts onze vriend is, maar op een bepaald ogenblik moet de omvang van het gevaar naar waarde geschat worden en de reactie daarop moet proportioneel zijn.”
“Destijds, in een andere context, leidde dit tot de oprichting van zelfverdedigingsmilities van de werkende klasse en soortgelijke initiatieven. Het is interessant om deze periode te bestuderen. Daaruit blijkt dat sommige discussies die vandaag gevoerd worden toen ook al bestonden, bijvoorbeeld over de vraag of er een tegenmeeting dan wel een tegenbetoging georganiseerd wordt, of de tegenactie op dezelfde dag of op een andere plaatsvindt? Geven we door onze mobilisaties geen extra aandacht aan extreemrechts?”
Wat die vraag betreft, benadrukte een recente editie van Courrier Hebdomadaire van het CRISP (Centre de recherche et d’information socio-politiques, n°2579-2580) die aan de Waalse extreemrechtse partij Chez Nous gewijd was, dat stelselmatige antifascistische acties een demoraliserend en demobiliserend effect hebben op extreemrechtse activisten, zelfs tot op het punt dat sommigen hun activisme opgaven.
“Dat is ook mijn overtuiging, een overtuiging die vooral duidelijk is geworden na vijf jaar activiteit van het Antifascistisch Front in Luik. Verschillende factoren verklaren de zwakte van het georganiseerde extreemrechts in Franstalig België, maar één ervan is mobilisatie. Vanaf het begin, vanaf het ontstaan van een embryonale structuur van extreemrechts, moet je ze verstikken en verhinderen dat ze zich ontwikkelen.”
“Verschillende getuigenissen en verschillende studies tonen aan dat dit een goede tactiek is: je maakt het hen echt moeilijk door te verhinderen dat ze samenkomen, door het hen moeilijk te maken telkens ze een bijeenkomst willen houden. Je kunt ze er niet van weerhouden om een Facebook-post te maken of om een half uur lang vijf folders uit te delen op een markt om daar vervolgens een foto van op sociale netwerken te plaatsen, maar het is wel mogelijk om hen te verhinderen om zich te organiseren en affiches te verspreiden. De studie van CRISP schat dat Chez Nous 250 leden heeft in Wallonië, maar lid zijn betekent niet dat je een activist bent. Het gaat om 20 tot 30 activisten. Als Chez Nous in juni haar eerste verkozenen haalt, kan dat echter veranderen.”
“De situatie is anders in Vlaanderen, waar het Vlaams Belang al jaren honderden verkozenen heeft, met een kader dat over decennia is opgebouwd en een omgeving waarin een jongere kan zeggen dat hij carrière gaat maken in deze politieke beweging zonder te worden uitgestoten.”
Dit werpt de vraag op naar een politiek alternatief en gezamenlijke sociale strijd om de eisen die ons verenigen te concretiseren rond gezondheidszorg, toegang tot degelijke openbare diensten … Hoe zie jij dat verband?
“Ik zeg altijd dat ik geen antifascistische activisten ken die enkel antifascistisch zijn. In het antifascisme vind je mensen die ook vakbondsactivisten zijn, sociale activisten en activisten in een hele reeks sociale strijdbewegingen. En de antifascistische strijd is een sociale strijd. Extreemrechts is slechts een uitdrukking van iets dieperliggend. We zitten in een crisis van het kapitalisme, een crisis van de verdeling van rijkdom, met een explosie van armoede en tegelijkertijd een explosie van het vermogen van de superrijken.”
“We hebben een links beleid nodig, een echte linkse politiek, want als het is om een rechts beleid te voeren dan kan links beter niet deelnemen aan de macht. Als links geen alternatief vormt, dan blijft enkel extreemrechts over voor diegenen die het beu zijn en zich in de steek gelaten voelen. Als de kiezers kwaad zijn en walgen over hoe het er nu aan toegaat, dan moet er een links politiek antwoord zijn. Anders kijken die kiezers naar rechts of geven ze het gewoon op.”