Jean-Marie Le Pen overleden, grondlegger van het Front National

Het Front National, vandaag Rassemblement National, was in grote mate het levenswerk van voorzitter Jean-Marie Le Pen. De partij komt voort uit de radicaal-rechtse kringen van na de Tweede Wereldoorlog. Op dat ogenblik zat de rechterzijde in het defensief, wat enkel doorbroken werd met een rabiaat anti-communisme. Le Pen stelde op dat ogenblik: “De inval van het Rode Leger in Berlijn overtuigde me van de noodzaak van de strijd tegen het communisme – een kracht van repressie en tirannie”. Binnen de anti-communistische beweging kon de regering De Gaulle op steun rekenen van ex-aanhangers van het collaborerende Vichy-regime van maarschalk Pétain (die een marionet-regime van Hitler vormde in Frankrijk). Ook in Frankrijk stond de linkerzijde na het einde van de oorlog erg sterk en was er een dreiging van een mogelijke massale beweging die de communisten aan de macht zou brengen. Dit maakte dat De Gaulle nooit echt de collaboratie heeft veroordeeld en integendeel beroep deed op een aantal belangrijke figuren vanuit die nazi-traditie.

Le Pen werd al vrij vlug het hoofd van de ordedienst van de omstreden advocaat Jacques Isorni van de groep UNIR (Union Nationale indépendante des Républicains), een groep die de Vichy-aanhangers verdedigde. Zo trad Isorno op als advocaat van Pétain in een proces na de oorlog. Omdat hij de daad bij het woord wou voegen in zijn strijd tegen het communisme, trok Le Pen in 1953 naar Indochina (het latere Vietnam) om mee te vechten in het leger. De Fransen leden er een zware nederlaag, wat later werd overgedaan door de VS, en nadat in 1954 een vredesakkoord werd gesloten (met de opsplitsing van Vietnam), kwam Le Pen terug naar Frankrijk om er politiek actief te worden.

Le Pen werd lid van de Poujadistische beweging. Die was gesticht door Pierre Poujade als protest tegen een belasting op kleinhandel en kleine zelfstandigen. Poujade hanteerde een populistisch discours om onder de zelfstandigen steun te krijgen. Poujade kon echter ook rekenen op de steun van heel wat neo-nazi’s zoals Maurice Bardèche, de auteur die gekend is van zijn boek ‘Nürnberg ou la terre promise’ waarin de holocaust wordt ontkend (de Nederlandstalige editie van dit boek is een vertaling van de hand van ene Karel Dillen…). Bardèche had echter ook kritiek op Hitler, hij vond dat het Duitse fascisme niet puur genoeg was!

De Poujadistische beweging kon op vrij veel sympathie rekenen van de rechterzijde en behaalde in 1956 een verkiezingsoverwinning waarbij ook Le Pen verkozen werd in het parlement. De basis hiervoor was voornamelijk een anti-establishment stem en de afkeer tegenover de traditionele politici, ook al kwam een groot deel van de Poujadisten uit de beweging van president De Gaulle (zo was Poujade zelf aanvankelijk een gemeenteraadslid voor de Gaullisten). De Poujadisten dompelden hun anti-establishment imago in een sfeer van racisme en anti-semitisme. De regering van France-Mendès werd omschreven als een Joodse regering die niets te zoeken had in Frankrijk.

Het succes van de Poujadisten was van erg korte duur. Er kwamen snel grote meningsverschillen binnen deze beweging. Zo was Le Pen tegenstander van de losse aanpak van Poujade die weigerde de beweging te organiseren. Poujade stelde dat zijn aanhangers “onder de mensen” moesten komen in plaats van zich te organiseren in lokale afdelingen. Le Pen daarentegen was voorstander van de uitbouw van een sterk partijkader. Een ander discussiepunt was de houding tegenover Algerije en de onafhankelijkheidsstrijd die daar plaats vond. Le Pen en de meeste Poujadisten waren tegenstanders van een mogelijke onafhankelijkheid. Le Pen stelde dat Algerije een kolonie moest blijven omdat dit garanties bood om het blanke ras te vrijwaren omdat zo de Algerijnen beter konden onderdrukt worden.

Na de splitsing in de Poujadistische beweging trok Le Pen naar Algerije om er als legerofficier de strijd te gaan voeren. De Fransen traden in Algerije niet bepaald zacht op, er waren harde martelingen, verschillende massaslachtingen … Le Pen maakte persoonlijk deel uit van die gewelddadige tussenkomst van het Franse leger. Later verklaarde hij hierover: “Ik heb gemarteld omdat het nodig was” (Le Combat, 9.11.1962). Le Pen vond dit nodig omdat een nederlaag een signaal zou zijn voor de “barbaren”. De onderdrukking van de Algerijnen was volgens hem deels “biologisch bepaald”.

Terug in Frankrijk nam Le Pen deel aan onderhandelingen over een mogelijke staatsgreep vanuit de groep rond de terroristische OAS (Organisation de l’Armée Secrète, een groep die opkwam tegen de onafhankelijkheid van Algerije), maar hij vond dit uiteindelijk een te riskante onderneming en trok zijn steun terug.

In de jaren 1960 werd rechts in het defensief geduwd. Algerije was na Indochina een nieuwe nederlaag geworden en extreemrechts in Frankrijk was gefragmenteerd waarbij het geen enkele impact meer had. Le Pen trok zich terug in zijn boekhandel en uitgeverij waar hij rechtse propaganda publiceerde. Hij werd daarvoor overigens tweemaal veroordeeld (in 1965 en 1968) toen hij platen met toespraken van Hitler had geproduceerd.

Begin jaren 1970 werden door de verschillende extreemrechtse organisaties onderhandelingen gevoerd voor het opzetten van een alliantie, een “nationalistisch front”. De belangrijkste kracht daarbij was de groep ‘Ordre Nouveau’, een organisatie met erg gewelddadige militanten die er niet voor terugschrokken om politieke tegenstanders fysiek zwaar aan te pakken. De Ordre Nouveau werd op een bepaald ogenblik verboden omwille van een heuse veldslag tegen linkse activisten. Toen het Front National als alliantie gelanceerd werd in 1972 maakte Ordre Nouveau ongeveer één derde van het lidmaatschap van het FN uit. Le Pen werd vrij vlug de leider van het FN en ondernam pogingen om vanuit de alliantie te komen tot een strak georganiseerde partij. In de jaren ’70 was dit de hoofdbezigheid van Le Pen, die oppositie van de Ordre Nouveau hieromtrent moest wegwerken.

Vanaf begin jaren 1980 begon het FN een grotere impact te krijgen bij verkiezingen. In 1981 kwam de linkse regering Mitterand aan de macht op basis van een programma dat beloofde te breken met het kapitalisme. De sociaaldemocraten en communisten in de regering weigerden echter om effectief te breken met de logica van het huidig systeem en zagen zich bijgevolg gedwongen om in een periode van economische crisis zelf een liberaal beleid te voeren. Dit vormde een belangrijke basis voor ongenoegen tegenover de sociaaldemocraten en de communisten. Een ongenoegen waar het FN handig op inspeelde door zich voor te doen als diegenen die wel opkwamen voor de belangen van de Fransen.

Dit werd duidelijk bij de gemeenteraadsverkiezingen in Dreux (vlakbij Parijs) waar het FN begin jaren ’80 haar vier eerste verkozenen behaalde. Het FN voerde er een zware anti-migrantencampagne. Kranten in die periode brachten bericht uit van valse deur-aan-deur verkopers van luxeproducten die aanbelden en vertelden hoe Mohamed uit de straat al twee TV’s of een video had gekocht. De racistische campagne vond ingang bij gebrek aan een alternatief na de ontgoocheling in de linkse regering-Mitterand. Daarenboven werd het FN geholpen door een electoraal akkoord met het RPR van Jacques Chirac. Chirac verklaarde hoe hij liever 4 FN’ers in de gemeenteraad zag dan 4 communisten.

Het FN kreeg ook enorme steun vanuit een onverwachte hoek. Mitterand wou zijn positie versterken door het kiesstelsel te veranderen (proportionele vertegenwoordiging in plaats van een meerderheidssysteem), zodat de verschillende fracties van rechts zouden scoren en de verdeeldheid van de rechterzijde zou versterken. Mitterand zag in het FN een ideaal middel om traditioneel rechts (de RPR van Chirac) te verzwakken. Mitterand was dan ook de eerste om het FN aan TV-debatten te laten deelnemen op de staatstelevisie. Het gevolg was catastrofaal: in 1986 haalde het FN 10% van de stemmen en bijgevolg ook 10% van de zetels. Mitterand had een cruciale fout gemaakt door te denken in termen van electorale rekenkunde. Het FN haalde immers veel stemmen weg van de sociaaldemocratie en scoorde onder de ontgoochelde linkse kiezers.

De doorbraak van het FN in de jaren 1980 leidde ertoe dat traditioneel rechts een deel van de retoriek van het FN overnam. Zo verweet minister Pasqua (RPR) zijn eigen premier dat hij te laks was tegen migranten. De RPR probeerde ook tot een alliantie te komen met het FN voor de verkiezingen, maar dit mislukte. Deze elementen maakten dat het FN meer aanvaardbaar werd, met een bijhorend groeiend zelfvertrouwen voor de fascistische militanten. Vanaf eind jaren 1980 waren er verschillende gewelddaden. Zo werd in 1988 een Joods kerkhof compleet verwoest. In 1993 werd een journalist op een FN-meeting aangevallen.

Le Pen bleef zijn harde koers aanhouden. Hij liet zich ontvallen dat de holocaust een “detail in de geschiedenis” was, later werd hij veroordeeld nadat hij een kandidate van een andere partij tijdens het campagne-voeren in elkaar sloeg. Niet alleen meende Le Pen senior dat de concentratiekampen een detail in de geschiedenis waren, ook de Duitse bezetting van Frankrijk vond hij “niet zo onmenselijk” en de Gestapo kwam enkel tussen om “bloedbaden te vermijden.”

In 1986 scoorde het FN 10% en tegen midden jaren 1990 vielen enkele gemeenten in het zuiden van Frankrijk in handen van het FN. In 2002 kende Jean-Marie Le Pen zijn electoraal hoogtepunt toen hij naar de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen kon doorstoten. Hierna ging het bergaf, onder meer omdat de nadruk in de samenleving eerder lag op collectieve strijd tegen het neoliberale beleid. De illusie dat ‘deftig rechts’ in de vorm van Sarkozy een electoraal antwoord op het FN kon bieden, werd doorprikt. Het maakte de ideeën van het FN enkel meer aanvaardbaar. De ontgoocheling in het asociale beleid van Sarkozy maakte een electorale terugkeer van het ‘vernieuwde’ FN onder leiding van Marine Le Pen mogelijk.

Met die ‘vernieuwing’ heeft Jean-Marie Le Pen het overigens moeilijk. Hij stelde dat hij als “man van het volk” niet zo “kleinburgerlijk” was als zijn dochter. Dat Marine Le Pen het FN aanvaardbaar probeerde te maken, heeft volgens vader Le Pen ook negatieve kantjes. “Zo verdwenen de vele moedige en dynamische militanten die zich laten opmerken omdat ze een kaalgeschoren kop hebben,” verklaarde hij hierover. Vader Le Pen werd op een zijspoor gezet, maar bleef tot in 2019 Europees Parlementslid met het bijhorende riante loon dat hij ondertussen gewoon was van zijn politieke mandaten. De pogingen om het FN en nadien het Rassemblement National aanvaardbaar te maken, waren vooral gericht op de buitenwereld en op de ambities van Marine Le Pen en haar omgeving. Intern bleven de oude neofascisten die het FN hadden uitgebouwd een rol spelen en behielden ze hun postjes waarmee hen meteen zwijggeld betaald werd op kosten van de gemeenschap.

Extreemrechts scoort vandaag opnieuw bijzonder sterk. Het Rassemblement National staat dichter bij de macht dan dit ooit het geval was onder leiding van Jean-Marie Le Pen. Het groeit op basis van ontgoocheling in de gevestigde partijen en een toenemende vervreemding van de samenleving. Angst en woede over de huidige gang van zaken en over de toekomst geven extreemrechts internationaal wind in de zeilen. Het beste antwoord daarop is de uitbouw van een sterk antifascistisch en antiracistisch verzet dat op de arbeidersbeweging geënt is en dat de strijd tegen extreemrechts koppelt aan strijd tegen het asociale beleid, waarbij we dit zowel syndicaal als politiek degelijk organiseren op basis van een brede betrokkenheid en een radicaal programma van socialistische maatschappijverandering. Dat is geen evidente taak, maar het is de enige manier om ervoor te zorgen dat Jean-Marie Le Pen en de partij die hij creëerde uiteindelijk zelf als een detail in de geschiedenis zullen herdacht worden.