Roger Rutten publiceerde eerder het uitstekende boek “Wit &Zwart” over het verzet en de collaboratie in het Limburgse Zonhoven. De thematiek van zijn tweede boek sluit daar onmiddellijk bij aan en is een gevolg van het eerste boek. In dit boek wordt het verhaal verteld van een verzetsheld, Jean Dubois, waarbij uitgebreid wordt stilgestaan bij allerhande fenomeen van verzet en collaboratie in Limburg.
Dat dit onderwerp vandaag nog steeds actueel en van belang blijft, werd duidelijk met een polemiek in het weekblad Humo over het verzet en de collaboratie in Limburg. Vlaams parlementsvoorzitter Jan Peumans had het Limburgse verzet omschreven als “crapuul” wegens de moord op zijn nonkel Juul Peumans, gewestleider van het fascistische VNV in de jaren 1940. Er werd geantwoord met een uitgebreid interview van Max De Vries en Mon Engels, twee partizanen. Het volledige interview kan je hier nalezen.
Het boek van Rutten is net als zijn vorige werk uitmuntend. Het is uiterst gedetailleerd en leest vlot. De nadruk op details zorgen voor wat uiteindelijk toch een breed beeld wordt op de leefwereld van de Genkse bevolking tijdens de oorlog. Er is daarbij zowel aandacht voor de collaborateurs als voor het verzet, ook al steekt Rutten zijn persoonlijke standpunt niet weg.
Een opvallend hoofdstuk in het boek is dat over de mijnwerkersstaking van mei 1941, een jaar na de Duitse inval. De geschiedenis van arbeidersstrijd tijdens de nazi-bezetting is amper bekend, maar er waren heldhaftige acties die de kracht van solidariteit en strijd aantoonden. De staking van de mijnwerkers in 1941 is daar ongetwijfeld een mooi voorbeeld van, een veel te weinig bekende staking. De stakingsbeweging begon op 1 mei in Luik, waar er een oproep tot staking en betoging was verspreid door communisten en socialisten. Ook elders waren er acties, onder meer in de Borinage en ook in Antwerpen en Gent. Op 2 mei 1941 waren het de Antwerpse arbeiders van General Motors die de toon zetten door het werk neer te leggen. Een stakingsoproep bij de verjaardag van de Duitse inval kreeg in Luik opvolging en nadien volgden de Borinage en ook Limburg. De mijnwerkers van Winterslag legden het werk neer vanaf 16 mei, tegen 18 mei lagen alle mijnen plat. De bezetters zagen geen andere uitweg dan effectief toe te geven en de rantsoenen voor de mijnwerkers te vergroten. Zelfs onder nazi-bezetting loonde strijd! De arbeidersstrijd tijdens de Tweede Wereldoorlog is een thema dat amper aan bod komt in de geschiedschrijving. Het was een verademing dat dit nu wel gebeurt.
Het verzet organiseerde zich op grote schaal, ondanks de repressie was de solidariteit onder de gewone bevolking groot. Voor het nazi-regime was dergelijke solidariteit een probleem. Het verzet organiseerde zich op verschillende vlakken en niveaus. Van het geven van eten aan dwangarbeiders tot het verlenen van onderdak aan gevallen piloten en zelfs sabotagedaden. In de mijnen verschenen oproepen om traag te werken en de productie werd tevens gesaboteerd.
Het hoofdpersonage van het boek, Jean Dubois, kwam door zijn betrokkenheid bij verzetsacties in de problemen. Hij kwam in Breendonk en nadien Mauthausen terecht. Het boek brengt het bekende, maar steeds opnieuw schokkende, verhaal van het leven in de kampen. De harde arbeid, de uitputting, de brutaliteiten en de verspreiding van honger, miserie en dood. In naam van de “superioriteit” van het Arische ras werden gevangenen tot onmenselijke situaties gedwongen of als beesten afgemaakt. Zelfs in de hel van de kampen bleef er solidariteit en waardigheid bestaan onder de gevangenen. Dat feit op zich maakt de kracht van solidariteit duidelijk.
De bevrijding had iets wezenloos, het was amper te vatten voor de gevangenen die plots “vrij” waren. Ze konden na heel wat praktische moeilijkheden terugkeren naar de eigen streek waar ze moesten omgaan met de geschiedenis van verzet en collaboratie. Iedere discussie over de oorlogsperiode was van meet af aan gekleurd. Sommigen hadden enkel aandacht voor de zogenaamde “repressie” na de oorlog – wraakacties waartegen actieve verzetslui zich verzetten. Een aantal topcollaborateurs kon de dans ontspringen en vluchtte naar het buitenland. Anderen werden licht gestraft en vervolgden nadien gewoon hun politieke carrière. Enkele kleine garnalen werden aangepakt. Om de discussie rond de repressie recht te zetten, volstaat het om te wijzen op de cijfers die Rutten bij historicus Luc De Vos haalde: “Het maximum aantal doden in België door de menigte en door mishandeling tijdens internering (100) en terechtstelling na een gerechtelijke procedure (242), blijft nog altijd, samen met de aanslagen van het verzet (1137), zeer ver onder het leed dat door de Duitsers en hun trawanten is aangericht.” Ook van dat laatste wordt op cijfers gewezen: 17.000 verzetslui en politieke gevangenen kwamen om, 28.501 Joden die in België leefden, verloren het leven. Toch haalt Vlaams parlementsvoorzitter Peumans het in zijn hoofd om het verzet als “crapuul” te omschrijven.
Het strafste stukje in dit boek komt van Jean Dubois zelf. De vroegere verzetsman schreef zijn verhaal neer en hij begon met onderstaande brief waarmee eigenlijk alles wordt samengevat.
“Mijn naam is Jean Dubois. Ik was 19 jaar toen ik kennismaakte met Hitlers concentratiekampen. Ik heb de opperste verschrikkingen gezien, de opperste angsten doorstaan en de diepte van de dierlijkheid benaderd. Ik ben een getekende. Een getekende die zijn stem verheft en ze voegt bij die van de doden. De stemmen van de overlevenden, die over enkele jaren allemaal verdwenen zullen zijn, schreeuwen tot u de boodschap van de overlevenden en van de doden. Ik wil dat iedereen weet. Want als iemand weigert te weten, is hij nu reeds schuldig aan het kwaad dat morgen kan gebeuren.
“Ik ben er nog vol van, ook zestig jaar later. De verschrikking zit nog altijd diep in me. De verschrikking, de angst, de afstomping. Ik ruik het crematorium nog altijd. Ik zie de levende skeletten nog strompelen. Ik ruik de stront en de dood, ik voel de haat en zie nog altijd de gruwel voor mij. Ik wil u laten zien, ruiken, voelen met mijn ogen, mijn neus en mijn gevoelens. Ik weet niet hoe ik u geloofwaardig moet beschrijven wat volstrekt ongelooflijk is, maar ik kan het proberen. Ik smeek u: luister naar me, want als de mensheid weigert naar ons, de ex-gevangenen van concentratiekampen, te luisteren, dan gaapt wijd open de poort naar nieuwe oorlogen, nieuwe barbaarsheden, nieuwe onmenselijkheden, nieuwe concentratiekampen.
“Wij hebben gestreden, wij hebben geleden. Velen onder ons zijn gestorven voor de vrijheid. Maar velen die nu in vrijheid leven weten deze vrijheid dikwijls niet te waarderen. Want hoe kan de mens vrijheid waarderen als hij niet weet wat slavernij is? Wij streden en leden en sommigen stierven opdat er geen nieuwe Hitlers en Mussolini’s zouden komen. Wij kunnen vergeten noch vergeven. Maar het is niet mijn bedoeling haat te zaaien. Wij brengen een boodschap: mensen kunnen broeders en zusters zijn. Wij zijn destijds echte vrienden geweest en over alles heen zijn wij dat tot vandaag gebleven: christenen, joden, democraten, universitairen, ongeschoolde arbeiders, bedienden, boeren… Wij hebben een eigen wereld gevormd, zonder onderscheid, zonder grenzen, zonder afkeer voor elkaars taal, elkaars huidskleur of gebruiken.
“In de kampen zijn wij erin geslaagd mensen te blijven, toen de nazi’s ons tot dieren wilden maken. In de onmenselijkheid van honger en dorst, hitte en extreme koude, luizen, schurft, tyfus, diarree zijn wij mensen gebleven. De beesten zijn erin geslaagd ons tot wrakken te maken, maar ze hebben onze geest niet kunnen breken, integendeel.
“Er gaan stemmen op die roepen: “Het is niet waar; het is allemaal propaganda. Het is niet mogelijk dat het waar is.” Maar het is wél waar en de waarheid moet gezegd en getoond worden. Ik kan niet tonen wat er omging in onze doden op het ogenblik dat ze stikten in hun slijm, door hun benen zakten in hun mest, voorover sloegen bij het nekschot. Ik kan niet tonen wat moeders voelden toen ze met hun kinderen in de gaskamers gedreven werden. Deze gevoelens kan ik u niet doen voelen. Ik moet u dit allemaal zeggen, want wat gisteren waar was, kan morgen opnieuw waarheid worden.
“U moet naar ons luisteren, want wij weten wat u niet weet. Dit is niet geschreven voor mijn leeftijdsgenoten; dit is voor de jeugd. Laat niet opnieuw plaatsvinden wat in 1933-1945 in Duitsland gebeurde. O jeugd, breng nooit een andere Hitler aan de macht!”