Rechts wint in Hongarije

Bij de verkiezingen van 11 april werd het sociaal-democratische MSZP met 19,3% afgestraft door de Hongaarse kiezers. In 2006 haalde deze partij nog 43,21% van de stemmen. Het groene LMP haalde 7,48%. Grote winnaar was het rechtse Fidesz dat 52,73% haalde en in de tweede ronde komende zondag mogelijk een twee derde meerderheid kan behalen. Het extreem-rechtse Jobbik haalde met 16,67% een opvallend goede score.

Hongarije was bij de eerste landen die hard geraakt werden door de crisis. Reeds in 2008 zocht het land financiële steun van de EU en de Wereldbank voor een bedrag van 20 miljard euro om zo een failliet van het land te vermijden. De gevolgen van de economische crisis zijn erg tastbaar voor de gewone bevolking. De werkloosheidsgraad steeg van 7,5% voor de crisis tot 11,4% op dit ogenblik, het hoogste niveau sinds 16 jaar. Vooral de westelijke en centrale gebieden van et land werden getroffen, daar bevindt zich het grootste deel van de industriële productie. De woede in deze regio’s is erg groot, voor de crisis was er bijna een volledige tewerkstelling.

De crisis had een direct gevolg voor de lonen in de openbare diensten. De reële lonen namen in vergelijking met 2008 af met 8,3% tot amper 450 euro per maand. In de private sector is het al niet veel beter. De loonsdalingen zijn er niet zo groot, maar er gingen veel jobs verloren. Er wordt verwacht dat de werkloosheid de komende maanden verder zal toenemen. De afgelopen maanden hielden een aantal bedrijven de boot van de afdankingen wat af omdat gedacht werd dat het einde van de crisis in zicht was. Dat is een illusie.

Een ander probleem voor veel Hongaren is de groei in de immobiliënsector de afgelopen jaren. Veel mensen hebben in deze periode huizen gebouwd met leningen in vreemde valuta. De inflatie en de economische crisis heeft ertoe geleid dat de Forint, de Hongaarse munt, heel wat terrein is verloren. Het gaat om een verlies aan waarde tot 20%. Hierdoor wordt het afbetalen van de rente voor de leningen in vreemde valuta al problematisch, laat staan dat de leningen zelf worden afbetaald. Heel wat mensen verliezen hun huis aan de banken.

Sinds 2002 verloren de regerende sociaal-democraten bijna 24% van de stemmen. Rechts kon van de gevolgen van de crisis profiteren, het rechts-conservatieve Fidesz van Viktor Orban won 11%. De extreem-rechtse partij Jobbik van Gàbor Vona haalde één van de beste resultaten die extreem-rechts in Europa haalt. Jobbik maakte een grote sprong vooruit, de partij ging van 2,9% naar 16,67%. De verkiezingscampagne van deze partij werd gekenmerkt door nationalisme en harde uitspraken tegen zigeuners en Joden. Jobbik heeft een eigen agressieve militie met de Jonge Hongaarse Garde. Die aarzelde niet om geweld te gebruiken in de verkiezingscampagne. Jobbik probeerde alle problemen af te schuiven op de armste lagen van de bevolking, de Roma en Sinti, en combineerde dit met slogans tegen het “Joodse financiekapitaal”. De partij haalde hiermee een goede score onder de bevolking, maar dat is vooral door het ontbreken van een echte arbeiderspartij in het land waardoor er gezocht wordt naar een partij die “anders” is. Het groene LMP haalde 7,48% en komt voor het eerst in het parlement. De groenen voerden campagne met de slogan “Een andere politiek is mogelijk” maar dat wordt niet bepaald op een duidelijke manier ingevuld.

Racisme en antisemitisme hebben een lange geschiedenis in Hongarije en Oost-Europa. Na de val van het stalinisme kon de rechterzijde zich opnieuw openlijk manifesteren. In Hongarije heeft Jobbik zich de afgelopen jaren opgewerkt tot de belangrijkste extreem-rechtse partij. De partij bedient zich van een agressieve anti-zigeuneropstelling en anti-semitisme. De partij eist een terugkeer naar de Hongaarse grenzen van voor 1918 (toen het samen met Oostenrijk en Duitsland de eerste Wereldoorlog verloor moest Hongarije twee derden van haar grondgebied afstaan). De Roma en Sinti worden verantwoordelijk gehouden voor alle criminaliteit en er is door de haatcampagnes een verdere ghetto-vorming.

In 2007 werd de Hongaarse Garde opgezet, de paramilitaire vleugel van de partij. In de symboliek en het optreden van deze militie wordt verwezen naar het fascisme en de Tweede Wereldoorlog. De Hongaarse Garde houdt optochten tegen Roma-wijken en doet daarbij denken aan de marsen van de nazistische SA in de jaren ‘20 en ’30. Er wordt een anti-Roma klimaat gecreëerd en dat leidt tot meer geweld. De afgelopen jaren werden tientallen Roma-wijken aangevallen en vielen daarbij ook doden. In 2009 werd de Hongaarse Garde verboden. Kort nadien werd de Jonge Hongaarse Garde opgezet als opvolger. Dat maakt duidelijk dat een verbod van fascistische organisaties niet volstaat als antwoord. Jobbik haalt heel wat stemmen met haar anti-zigeunerstandpunt, in tijden van crisis wordt makkelijk uitgehaald naar wie het nog slechter heeft. Naar beneden schoppen om niet naar boven te moeten terugvechten. De retoriek over het “wereldjodendom” vindt met de financiële crisis ook enige ingang. De fascisten richten zich ook tegen andere minderheidsgroepen, zoals holebi’s. De Gay Pride in Boedapest is al meermaals aangevallen door fascistische militanten van de Hongaarse Garde.

Burgerlijk-rechts kende ook een opmars. Fidesz scoorde onder leiding van de rechts-populistische Viktor Orban. De partij werd in 1988 opgezet als liberale partij, maar het werd al snel een rechtse conservatieve formatie. De afgelopen jaren werd niet geprobeerd om afstand te bewaren tegenover extreem-rechtse groepen als Jobbik en de Hongaarse Garde. Het is niet duidelijk of er ook samenwerking in het parlement zal zijn. Mogelijk is dat niet nodig omdat Fidesz bij de tweede stemronde op 25 april een twee derde meerderheid kan halen. De rechtse overwinning betekent dat de Hongaarse bevolking weinig rooskleurige vooruitzichten heeft.

Er leven naar schatting 190.000 tot 200.000 Roma en Sinti in Hongarije. Onder het stalinisme werd deze minderheid deels aanvaard in de samenleving. De toegang tot het onderwijs bleef ook toen beperkt, maar het was toch beter dan na 1990. Voor de val van de Muur waren de zigeuners meer betrokken bij het arbeidsleven. Er was geen volledige gelijkheid, toegang tot hoger onderwijs of tot kinderopvang was eerder uitzonderlijk. Na de val van de Muur werden de meeste zigeuners werkloos en ontwikkelden zich ghetto’s van de Roma-bevolking. Wie wel nog werk had, kende lage lonen en zware arbeidsomstandigheden. In de jaren 1990 waren 60 tot 80% van de Roma’s werkloos, nu is dat wellicht meer dan 90%. De hetze tegen de Roma en Sinti nam sterk toe, er werden allerhande verhalen verspreid over criminaliteit van de zigeuners en dat dit de basis zou zijn voor sociale problemen in het land. Intussen werd niets gedaan aan de sociale ellende bij deze en andere bevolkingsgroepen. De ghetto’s waar de zigeuners leven, hebben geen degelijke huizen. Het gaat vaak om hutjes of bouwwerven. De sociale uitsluiting wordt versterkt door fascistische aanvallen. Brandstichting en aanslagen zijn de norm geworden, moorden om Roma’s zijn geen uitzondering meer.

De strijd tegen de gevolgen van de crisis kan enkel succesvol zijn indien het gebeurt door een gezamenlijke campagne van Hongaren, Roma en Sinti. Ook in Hongarije is er nood aan een arbeiderspartij. De vakbonden moeten het voortouw nemen in de strijd tegen de gevolgen van de crisis in de plaats van passief toe te kijken en af te wachten. Na de verkiezingen is het meer dan ooit duidelijk dat er nood is aan een verzet tegen het kapitalisme in Hongarije.

Krischan Friesecke

Een reactie achterlaten