Bij de gemeenteraadsverkiezingen kregen president Hollande en de PS een serieuze klap. Het aantal kiezers dat niet kwam stemmen liep op tot een record van 38% in de tweede ronde, vooral onder jongeren en in de volkswijken werd niet gestemd. Samen met de Fransen die niet ingeschreven zijn voor de verkiezingen heeft meer dan de helft van de bevolking niet gestemd. De afkeer is dus erg groot, zelfs indien er nog wat hoop is dat het met Hollande toch niet zo erg is als met Sarkozy.
De regering reageerde op de electorale opdoffer met een herschikking van de regering. Valls, een vertegenwoordiger van een kleine rechtse stroming binnen de PS, werd de nieuwe premier. De eerste aankondiging van de regering ging over een “verantwoordelijkheidspact”, een monsterlijk besparingsplan ter waarde van 50 miljard euro met besparingen op alle overheidsuitgaven maar ook met 30 miljard euro aan lastenverlagingen voor de werkgevers. De 40 grootste Franse bedrijven maakten vorig jaar 48 miljard euro winst, maar daar willen Hollande en co de middelen niet gaan zoeken…
Een overwinning voor rechts?
De rechtse UMP verdedigt dezelfde patronale belangen als de PS, met soms nuances over het ritme en de vorm van de besparingen. De gemeenteraadsverkiezingen komen twee jaar na de verkiezing van Hollande als president, maar de officiële rechterzijde slaagde er niet in om een machtsniveau te heroveren (zowel het parlement, de senaat als de regio’s zijn in handen van de PS, net als de meeste grote steden). De partij van Sarkozy heeft de afstraffende stem tegen de regering niet naar zich kunnen toetrekken. De verschillende affaires en de algemene afkeer tegenover de gevestigde politici (met ook tal van juridische procedures tegen Sarkozy) en het ongenoegen tegenover het asociale beleid waar Sarkozy destijds voor stond en Hollande vandaag, maken dat zowel de PS als de officiële rechterzijde worden afgestraft.
Het extreemrechtse Front National heeft daar gebruik van kunnen maken en kreeg heel wat aandacht in de internationale media. Als we de verkiezingsresultaten van het FN vergelijken met die van 1995 (toen extreemrechts een meerderheid haalde in verschillende steden), is er amper vooruitgang. Er is een laag van kiezers die aangetrokken wordt door racistische of reactionaire ideeën, maar de meesten voelen zich vooral in de steek gelaten of zelfs verraden door de opeenvolgende gevallen van verraad door ‘links’. Nadat ze 20 tot 30 jaar aan hun lot zijn overgelaten en onder meer kampen met massale werkloosheid, is een stem voor het FN niet zo vreemd. Die partij blijft bijzonder gevaarlijk voor de werkende bevolking, maar we moeten begrijpen dat ze enkel groot kan worden en blijven door het verraad van de ‘linkse’ regeringen en de weigering van de krachten links van de PS om consequent te bouwen aan een verenigd front van verzet en linkse oppositie tegen de regering en het patronaat.
Welke linkse oppositie?
De lijsten die links van de PS opkwamen, haalden zeker geen slechte resultaten. Het Front de Gauche heeft waar het onafhankelijk van de PS opkwam het electorale potentieel van een linkse oppositie getoond. Maar algemeen genomen heeft het Front de Gauche en radicaal links zich niet kunnen opwerpen als een nationale kracht van linkse oppositie. Een van de belangrijke kwesties daarbij is de vraag of er al dan niet wordt gebroken met de PS en met diegenen die de regering van de PS ondersteunen.
De voorman van het Front de Gauche, Jean-Luc Mélenchon, had gelijk toen hij stelde dat het beter is dat het Front de Gauche en alle componenten ervan een duidelijke oppositie tegen de PS zouden voeren en dat dit het beste kan met linkse eenheidslijsten in heel het land. Hij richtte zich met dat standpunt tegen de erg diverse posities die door de PCF (Parti Communiste Français) werden ingenomen. Anderzijds ging Mélenchon in zijn voorstel van eenheidslijsten uit van samenwerking met EELV (Europe Ecologie – les Verts), een politieke formatie die voor haar posities grotendeels afhankelijk is van samenwerking met de PS en het asociale beleid waar de PS voor staat.
Het Front de Gauche en andere krachten hadden natuurlijk al de Europese verkiezingen in hun achterhoofd. Die verkiezingen laten toe om op nationaal vlak eenduidig naar voor te komen. Deelname aan het beleid staat bij deze verkiezingen immers niet op de agenda. Het is echter belangrijk dat de strijd zich niet beperkt tot het kader van de verkiezingen. Op 12 april was er een massale betoging onder de slogan van een “linkse revolte”. Het initiatief ging uit van Mélenchon, Besancenot (NPA) en de meeste krachten links van de PS. Het succes van de betoging moet een eerste stap zijn in de opbouw van een verenigde strijd tegen het beleid van Hollande en tegen het kapitalisme.
Er is nood aan een gemeenschappelijk actieplan met stakingen om een einde te maken aan de afdankingen en de aanvallen op de openbare diensten. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat strijdbare syndicale delegaties niet langer geïsoleerd staan. Hiervoor is er nood aan een politiek programma dat in staat is om alle werkenden – jongeren, werklozen, gepensioneerden, mannen, vrouwen, Fransen en migranten – die de strijd willen aangaan te verenigen.
Een brede en democratisch georganiseerde oppositie kan een beslissende kracht worden in de komende jaren en kan de strijd vooruit stuwen om te komen tot een samenleving zonder uitbuiting en miserie, een socialistische samenleving!